Een barre ruzie tussen een echtpaar met een schildersbedrijf en hun enige werknemer, een schilder/spuiter met een tijdelijk contract, loopt zo hoog op dat ontslag op staande voet volgt.

De schilder bedient zich van niet al te fraaie scheldwoorden. De rechtbank Gelderland gaat echter niet mee met het ontslag en in hoger beroep is het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het daarmee eens, zo blijkt uit een vonnis dat afgelopen maand werd gepubliceerd. Een hard gelag voor de werkgever.

Het gaat om Hajdari Boot- en Polyesterservice in Kerkdriel, een vennootschap onder firma (vof). In december 2021 treedt een schilder/spuiter in dienst met een jaarcontract en een maandsalaris van 2.280 euro. Hij is de enige werknemer.

Op 17 augustus 2022 ontstaat bonje tussen het echtpaar en de schilder, resulterend in een scheldpartij over en weer. De bazin ontslaat de schilder op staande voet en sommeert hem om zijn sleutels in te leveren. Hij gooit de sleutels naar haar toe en verlaat het bedrijf.

Een dag later verschijnt de schilder weer, overlegt met de baas en meent dat het dienstverband wordt voortgezet. Diens echtgenote verschijnt en er ontstaat weer ruzie waarbij de schilder de echtgenote "kutwijf" en "hoer" noemt. Vervolgens komt het tot fysiek geweld en wordt het ontslag bevestigd. De schilder kan gaan.

Deze doet eerst aangifte wegen mishandeling, met onder meer:

“(…) De sfeer onderling was gespannen omdat ik gisteren een schermutseling had gehad met mijn baas over overwerken. De vrouw van mijn baas heeft mij toen ontslagen…

Net voor het eten had ik met mijn baas een gesprek gehad over het incident van gisteren. Dit was een soort van uitgepraat. Conclusie was dat er geen overuren meer gemaakt mochten worden en dat mijn jaarcontract niet werd verlengd.

Toen de vrouw van mijn baas aankwam zag ik dat de baas naar haar toe liep. Na een kort gesprek kwam zij naar mij toe en begon ze te schreeuwen. Ik hoorde haar zeggen dat ik niet meer zo’n grote mond moest hebben en dat ik weg moest gaan. Na wat onderling gescheld heb ik mijn spullen gepakt en ben ik weggegaan. (…)”

Schilder krijgt gelijk: ontslag op staande voet onterecht

De loonbetaling is gestopt in augustus 2022, dus nog circa vijf maanden van het jaarcontract zijn niet uitgediend noch betaald. De schilder stapt naar de rechter om het ontslag aan te vechten en het restant salarisbetaling te vorderen

De rechtbank Gelderland vonniste in november 2022 dat er geen goede grond was voor het ontslag op staande voet en dat dit wordt vernietigd.

Daarbij merkte de rechter onder meer het volgende op: "Als reden is gegeven dat werknemer niet meer zo’n grote mond moest hebben. Nog daargelaten de vraag of het hebben van een grote mond, zonder dat dit nader gespecificeerd is, een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, betwist werknemer dat hij een grote mond had. Aldus komt niet vast te staan dat sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet."

Kleine tegemoetkoming richting werkgever

De rechter wijst de geëiste betaling van het salaris van 2.280 euro bruto per maand toe, te vermeerderen met de vakantiebijslag en te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 procent, vanaf 1 augustus 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd.

Ook moet de werkgever 700 euro juridische kosten betalen. Dat pikt de werkgever niet en gaat in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat heeft gedeeltelijk succes.

Het hof maakt uit een toegevoegd opgenomen telefoongesprek door de werkgever op dat de schilder wel degelijk wist dat hij op staande voet ontslagen was. Echter, het ontslag op staande voet blijft onrechtmatig.

De verhoging van het nog uit te betalen salaris van 50 procent schrapt het trio rechters in Arnhem. Wel komt er in totaal 2.700 euro aan te betalen juridische kosten voor het bootonderhoudsbedrijf bij.

LEES OOK: Directeur luistert niet, komt standaard te laat op afspraken en houdt hoofd- en bijzaken niet uit elkaar: ontslag terecht, aldus rechter